Programmeren met spreadsheets

Uit Lab
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Programmeren met spreadsheets

De meeste toepassingen worden geprogrammeerd met behulp van spreadsheets. De drempel voor het maken van een eenvoudige spreadsheet is erg laag: binnen enkele minuten heb je al je eerste resultaat. Een groot voordeel is dat alle stappen in een berekening zichtbaar zijn, en dat je direct het resultaat van je aanpassingen ziet. Bovendien is het rekenmodel van spreadsheets eenvoudig: in de wereld van programmeertalen zou je dit een eenvoudige functionele taal kunnen noemen.


Aan de hand van verschillende voorbeelden leggen we een aantal principes van programmeren uit. We kunnen op twee manieren kijken naar een programma:

Programma beschrijft berekening

Een programma beschrijft een berekening. Vaak is dit een samengestelde berekening, met tussenresultaten.

In dit geval zijn we vooral geïnteresseerd in het resultaat van de berekening. De precieze volgorde van de stappen om tot het resultaat te komen is daarbij niet van belang.

Programma beschrijft proces

Een programma beschrijft ook vaak een proces. Een proces speelt zich af in de tijd, en bestaat uit een reeks stappen die achtereenvolgens uitgevoerd worden door de processor. Deze processor kan een automaat zijn, zoals een computer, maar ook een mens. Het programma beschrijft steeds wat de volgende stap is, op basis van het programma (de beschrijving van het proces), de toestand van het proces, en de invoer. De toestand van een proces omvat de positie in het programma en een reeks variabelen met tussenresultaten.

Deze begrippen werken we in de voorbeelden verder uit.

Beperkingen van spreadsheets

  • fouten in spreadsheets zijn lastig te vinden;
  • spreadsheets zijn niet "schaalbaar" - noch voor grotere berekeningen, noch voor grotere hoeveelheden data.

Spreadsheets: de basis

Een spreadsheet(bestand) bestaat uit één of meer rekenvellen (sheets). Elk vel bestaat uit een rechthoek van cellen, ingedeeld in rijen en kolommen. De positie van een cel in het vel geven we aan als <kolom><rij>, waarbij we voor kolommen opeenvolgende letters gebruiken, en voor rijen opeenvolgende getallen. Voorbeelden:

  • de cel linksboven is A1
  • de derde cel in de eerste rij is C1; dit is ook de eerste cel in de derde kolom.
  • de vierde cel in de tweede kolom is B4.

In principe zijn er meer dan 26 kolommen mogelijk: na A volgt AA, AB, AC, enzovoorts. Maar in de praktijk is het vaak handiger om een spreadsheet niet te breed te maken, zodat deze nog op het scherm past. Je hebt dan aan enkelvoudige letters genoeg.